donderdag 30 mei 2013

Joe Dassin - Het prille begin




Dassin werd geboren in New York als zoon van Jules Dassin, een joodse filmregisseur, en Béatrice Launer. Hij groeide op in New York en Los Angeles. Later verhuisde Dassin met zijn ouders naar Europa.

Na het afsluiten van zijn studies aan het internaat Institut Le Rosey in Zwitserland verhuisde Joe Dassin terug naar de Verenigde Staten om aan de University of Michigan te studeren. Na het behalen van zijn diploma verhuisde Dassin weer, ditmaal naar Frankrijk. Hier vond hij een baan bij een radiostation, waardoor hij de eerste contacten in de muziekwereld kon leggen.

Maryse Massiera, de vriendin van Joe Dassin, is een kennis van Catherine Regnier, secretaresse bij CBS Records, een bedrijf dat onlangs is verhuisd naar Frankrijk, met het oog op het promoten van Amerikaanse sterren.

Maryse geeft haar vriendin een tape waarop Joe Dassin een Amerikaans volksliedje, “Freight Train” zingt. Haar bedoeling is om voor Joe een verjaardagsgeschenk in de vorm van een plaatje met hemzelf erop te laten maken.

De mensen van CBS vinden het echter zo goed dat ze onmiddellijk een plaat willen opnemen en ze verdelen.

Joe Dassins eerste EP is een feit.

In juni 1965 brengt hij een nieuwe EP uit met het titelnummer “Je vais mon chemin”. Het wordt een flop.

Zijn derde EP komt er snel aan tegen eidn 1965. Deze keer is het raak met “Bip Vip” een vertaling van John Loudermilks “Road Hog”.

De carrière van Joe Dassin is nu gelanceerd.

Zijn bekendste hits worden « Aux Champs-Élysées », « L'été indien », « Salut les Amoureux » en « Ça va pas changer le monde ».

Dassin stierf ten gevolge van een hartaanval tijdens een vakantie op Tahiti in augustus 1980.

Hij werd begraven in het Hollywood Forever Cemetery in Hollywood.

Dit zijn de eerste drie EP’s van Joe Dassin

Face A1 : Je change un peu de vent (traditionnel / Jean-Michel Rivat) (Freight Train)
Face A2 : Il a plu (Cooper - Hazel Wood - Jean-Michel Rivat)
Face B1 : Dis-moi, dis-lui (Jean-Michel Rivat - Jean Renard)
Face B2 : Ça n’est pas une fille (B. Hilliard - L. Pockriss - Jean-Michel Rivat) (Wanted man)

Face A1 : Je vais mon chemin (H. Ledbetter - Jean-Michel Rivat)
Face A2 : Isabelle, prends mon chapeau (T. Paxton - Jean-Michel Rivat - Maurice Fanon) (Ramblin' Boy)
Face B1 : Mache ta chique (B. Gibson - Jean-Michel Rivat - Maurice Fanon) (Whiskey in the jar)
Face B2 : Les jours s’en vont pareils (Jean-Michel Rivat - Joe Dassin)

Face A1 : Bip-bip (Gwen - J.-D. Loudermilk - Erasmo Carlos - J.-M. Rivat) (Road Hog)
Face A2 : Guantanamera (Tradiotionnel - J. Marti - H. Angulo - P. Seeger - J.-M. Rivat)
Face B1 : Je n’ai que que mes mains "Poor man’s son" (J. Jackson - B. Hamilton - R. Savoy - J.-M. Rivat)
Face B2 : Pas sentimental "Not the lovin’ kind" (L. Hazelwood - P. Delanoë)









dinsdag 28 mei 2013

Op de draaitafel : Marvin, Welch and Farrar / Second Optinion (1971)




Een paar moeilijke weken voor mij...

Veel stress, verplaatsingen maar voor de rest loop ik er euh  "stralend" bij.

Tijd dus voor echte goeie muziek, op mijn draaitafel. Deze keer de tweede elpee van Marvin, Welch & Farrar.

Marvin, Welch & Farrar werd gevormd door twee leden van The Shadows die daarmee muzikaal een andere weg insloegen. The Shadows waren vooral bekend omwille van hun instrumentale werk terwijl Marvin, Welch & Farrar uitsluitend vocale nummers brachten.

De groep bestond uit Hank B. Marvin en Bruce Welch en de Australische zanger-gitarist John Farrar.

Hank B. Marvin: Ik dacht op dat ogenblik, terwijl The Shadows niet regelmatig optraden, dat het tijd was om iets nieuws te doen - zingen eerder dan instrumentaal werk. Ik besprak het vormen van een kwintet met Bruce. Hij was er niet voor te vinden zodat we het idee lieten varen en we begonnen samen songs te schrijven. Hij wilde ze uitbrengen als duo terwijl ik liever de steun had van een derde stem.

Het derde lid van de groep was een onbekende voor de Britse popmuziek. Marvin en Welch hadden het talent van John Farrar ontdekt tijdens een optreden van The Shadows in 1968 in Australië.

John Farrar: ...Bruce had al eerder geprobeerd me aan de lijn te krijgen en had een boodschap bij mijn moeder achtergelaten. Ik had gewerkt en was naar huis gegaan met mijn vrouw en we sliepen toen de telefoon rinkelde rond half twee 's nachts. Toen Bruce me over zijn plannen vertelde kon ik het niet geloven. Mijn vrouw Pat wilde dat ik alles liet vallen en het volgende vliegtuig naar Londen zou nemen maar ik probeerde rustig te blijven. We konden de slaap niet meer vatten en rookten sigaretten, dronken koffie en praatten de hele nacht. En eerlijk, ik wilde ook op het volgende vliegtuig.

Drie maanden later waren de Farrars in Londen en begonnen de eerste repetities als Marvin, Welch & Farrar.

Marvin en Welch stonden honderd percent achter het nieuwe project, het publiek echter vroeg tijdens ieder optreden naar het oude, vertrouwde Shadows-repertoire. Alhoewel The Shadows nog weinig van zich lieten horen werden ze toch tot Top Instrumental Group verkozen in de 1971 New Musical Express poll.

In 1972 verliet Bruce Welch de groep. Marvin en Farrar brachten nog één lp uit vooraleer zij ook het hoofd moesten buigen voor de wensen van het publiek om Shadowsnummers te spelen. Hank en John bleven samenwerken en sloten zich aan bij Brian en Bruce om een nieuwe line-up te vormen die in 1973 een nieuw Shadows-album Rocking with Curly Leads uitbracht.

Dit is hun tweede elpee, met mijn favoriete numers, toevallig ook de single uit het album.

Lady of the Morning



en het wonderlijke "Tiny Robin"




donderdag 23 mei 2013

Georges Moustaki is overleden.



Georges Moustaki is vandaag overleden.

Giuseppe (Yussef) Mustacchi (Alexandrië, 3 mei 1934 - Nice, 23 mei 2013), beter bekend als Georges Moustaki (Grieks: Ζορζ Μουστακί), was een Franse zanger en componist van Grieks-Joodse afkomst. Hij verwierf internationale bekendheid in 1968 met zijn lied "Le Métèque".

Moustaki's ouders Nessem en Sarah kwamen oorspronkelijk van het eiland Korfoe in Griekenland, maar vestigden zich voor Yussefs geboorte in Alexandrië, alwaar ze een boekwinkel openden in een multiculturele wijk, waar Arabisch, Italiaans, Hebreeuws en Grieks werden gesproken. Omdat Nessem en Sarah een speciale belangstelling hadden voor de Franse cultuur, werd Yussef op een Franse school gezet. Op deze manier kwam Yussef ook in contact met het Franse chanson.

In 1951 trok Yussef Mustacchi naar Parijs, waar hij in eerste instantie werkte als journalist en barkeeper. 


In deze tijd veranderde hij zijn naam in Georges Moustaki. De nieuwe voornaam was een hommage aan Georges Brassens, die Moustaki stimuleerde. De jonge Griek begon chansons te schrijven voor grootheden als Barbara en Yves Montand. Voor de veel oudere Édith Piaf, met wie hij korte tijd een verhouding had, schreef hij in 1959 "Milord". Andere bekende nummers zijn "Ma liberté", "Ma solitude" en "La dame brune".

In 1968 breekt Georges Moustaki zelf internationaal door als zanger met het door hemzelf geschreven "Le Métèque".

Sindsdien heeft Moustaki veel bekende liederen opgenomen, vooral in het Frans, maar ook in het Italiaans, Hebreeuws, Grieks, Engels, Spaans en Jiddisch. In januari 1970 geeft hij zijn eerste grote concert in Bobino. Talloze optredens in vele landen zijn daarna gevolgd. Moustaki heeft een dochter (Pia, geboren in 1956).


Le Métèque





maandag 13 mei 2013

Op de draaitafel : The Web / Fully Interlocking (1968)



The Web was een Britse jazz / blues band, die qua stijl zo ergens tussen de Amerikaanse WestCoastsound en de Britse prog beweging in zat.

Afkomstig uit de Britse psychedelische scene, wordt hun stijl vaak omschreven als sfeervol, humeurig, melancholie, en donker.

Fully Interlocking is het debuutalbum van de groep. Het is tot stand gekomen nadat Web een concert heeft gegeven met Zoot Money, die zelf een album aan het opnemen was. Het album wordt op de achterkant van de hoes aangeprezen door onder anderen Mickie Most en Mike d'Abo (Manfred Mann), maar ook door Dave Dee.

Jazz getinte songs en bluesy melodieën. Dat is wat The Web brengt op deze LP uit 1968. De groep had op hetzelfde ogenblik bij ons (en ook in de UK) een soort middle-of-the-road hit met “Baby Won’t you leave me alone”.

Dit album echter, geproduced door Mike Vernon, wordt over het algemeen als hun beste beschouwd.

Ik vond het in Gent in een uitverkoop, kort nadat het verschenen was, in 1968.

Mijn absoluut favoriete track van de groep is "Harold Dubbleyew."


Harold Dubbleyew





woensdag 8 mei 2013

Robert Johnson (1911 – 1938)





Robert Leroy Johnson (Hazlehurst (Mississippi), 8 mei 1911 – Three Forks (Mississippi), 16 augustus 1938) is één van de invloedrijkste Amerikaanse bluesartiesten aller tijden. 


Hoewel hij slechts 27 werd, maar twee opnamesessies heeft gedaan en maar een twintigtal songs naliet, is hij hét voorbeeld voor veel blueszangers en -gitaristen.

Robert Leroy Johnson woonde het eerste deel van zijn leven op een plantage bij Hazelhusrt waar hij zichzelf leerde bluesharp spelen, maar het was zijn wens om de gitaar te leren beheersen. Binnen zeer korte tijd lukte het hem, met behulp van onder meer de al even mysterieuze Ike Zinneman, om het instrument meer dan voldoende te beheersen.

Deze prestatie bracht de fabel in de wereld dat Johnson zijn ziel had verkocht aan de duiver. Hij zou op een nacht naar een kruispunt zijn gegaan om daar gitaar te gaan spelen. Om middernacht zou hij benaderd zijn door een grote, donkere man (de duivel), die hem zijn instrument afpakte, het voor hem stemde, en het, in ruil voor zijn ziel, aan hem teruggaf,  waarna hij het perfect zou kunnen bespelen.

Hazelhurst ligt dicht bij Crystal Springs, Mississippi, waar de populaire Delta gitarist Tommy Johnson (geen familie) woonde en werkte. Robert Johnson trouwde hier en oefende ondertussen zijn picking. Hij leerde nieuwe liedjes van grammofoonplaten.

Het is hier dat hij in de ban raakte van de mysterieuze gitarist Ike Zinnerman, een man waarvan de lokale bevolking beweert dat Johnson hem perfect kon nabootsen.

Dan steekt Robert Johnson opnieuw de kop op in Robinsonville vele maanden later zonder zijn vrouw, maar met een verpletterende gitaartechniek en een groot aantal nieuwe nummers. Die klinken verdacht veel als Lonnie Johnson (geen familie), Skip James, Peetie Wheatstraw, Scrapper Blackwell, en Kokomo Arnold.

Hier komt de fabel boven van de ontmoeting met de duivel op de “crossroads”. Hoewel Johnson’s nummers werden afgeleid van andere musici, hebben zij een zeer persoonlijke benadering van bekende thema’s als verlies, isolement en paranoia.

Johnson speelde overal, van de Kitty Cat Club in Helena, Arkansas tot de straten van Friars Point aan de voorkant van Drugstore Hirsberg’s. Zijn reislust nam hem mee naar steenkoolmijnen, speakeasies, dijk kampen, en tavernes in de Midwest, aan de oostkust, en zelfs in Canada. Maar het waren die weinige opnamen van hem die de grootste impact zouden hebben.

Robert Johnson nam tweemaal op, eerst in San Antonio, Texas, in november 1936 en opnieuw in Dallas, Texas, in juni 1937. De negenentwintig liedjes die hij opgenomen heeft tijdens deze twee sessies zijn de hoekstenen van de delta blues.

Na een van zijn optredens kreeg hij vergiftigde whiskey – waarschijnlijk een actie van een jaloerse echtgenoot van een van zijn scharrels. Hij werd overgebracht naar Greenwood, waar hij het gif binnen enkele dagen door ziekte wist uit te zweten. Hij liep hierbij echter wel een longontsteking op die hem uiteindelijk fataal werd.

Er bestaan slechts drie foto’s van de man. Over de autheticiteit van de tweede en de derde (onderaan met sigaret en portret) wordt nog getwijfeld.


Terraplane Blues



Love in Vain



Crossroads Blues




dinsdag 7 mei 2013

Op de draaitafel - Sammy Davis Jr. sings and Laurindo Almeida plays (1966)



“Sammy Davis, Jr zingt en Laurindo Almeida speelt”, dat is de eenvoudige en verbazingwekkende basis van dit opmerkelijk album.

Op 14 en 15  juni  1966 ging Sammy met een ongelooflijk getalenteerd gitarist de studio in en nam  dit album op van langzame, zachte, ontroerende liedjes.

Sammy Davis was een all round artiest. Hij kon alles, maar vooral hij had een unieke warme stem.

Geen ratpack, geen Las Vegas, geen glitter, hier is Sammy op zijn best. Dit is gewoon pure muziek, zacht en ontroerend.

Verschillende van deze nummers zijn overbekend, maar zelden heb je ze op deze naakte manier gehoord,  zo zacht en prachtig gezongen.

Telkens ik dit album opleg geniet ik van de pure muziek, gestript tot zijn naakte, puurste essentie in de vorm van de gitaar van de verbazingwekkende Almeida  en Sammy’s  ongeëvenaarde stem.


Here's that Rainy Day



The Shadow of your Smile





maandag 6 mei 2013

The Three Degrees - La Chanson Populiare / I like being a woman (1974)



The Three Degrees is een uit Philadelphia afkomstig damestrio, bekend van discoklassiekers als ‘Dirty Ol’ Man’ en ‘When Will I See You Again’.

De groep werd in 1963 opgericht als the Three Degrees en kende vele bezettingswisselingen. Op hun hoogtepunt halverwege de jaren ‘70 bestaat de groep uit Fayette Pickney, Valerie Holiday en Sheila Ferguson.

Het succes voor de groep begint in 1970 met de single ‘Maybe’, een cover van The Chantels, hetzelfde jaar gevolgd door ‘I Do Take You’. In 1971 speelt de groep een rol in de succesvolle film The French Connection, met Gene Hackman.

De Three Degrees komen in 1973 onder de hoede van het producersduo Kenneth Gamble en Leon Huff en scoren de wereldwijde discohit ‘Dirty Ol’ Man’.

Hun populariteit wordt in de Verenigde Staten nog eens vergroot als ze samen met soulgroep MFSB de herkenningstune maken voor het goed bekeken tv-programma Soul Train. Het thema wordt op veler verzoek als ‘TSOP (The Sound of Philadelphia)’ op single uitgebracht.

De in 1974 uitgebrachte en eveneens door Gamble en Huff geproduceerde single ‘When Will I See You Again’ wordt hun grootste hit, er worden zo’n 2 miljoen exemplaren van verkocht. In de tweede helft van de jaren ‘70 brengen de Three Degrees enkele albums uit, echter zonder hitlijst-bestormende hitsingles.

In  1974  komen ze voor een optreden naar Frankrijk en nemen er een nummer op van Claude François, in het Frans (“La Chanson Populaire”)

Dit is die single.


La Chanson Populaire



I like being a woman




zondag 5 mei 2013

Reverend Gary Davis (1896 – 1972)




Ik heb altijd gehouden van de zgn. pre-war blues. Vandaag een kort stukje over een reus in het Blueslandschap, Reverend Gary Davis.

Geboren in South Carolina, werd hij blind op jonge leeftijd. Hij leerde op een rudimentaire manier gitaar spelen met alleen zijn duim en zijn wijsvinger. Toch wist hij een verbluffende techniek te ontwikkelen. Hij speelde niet alleen blues, maar ook Ragtime en gospelsongs. Hij speelde een unieke mix van al deze stijlen.

In de midden twenties emigreerde hij naar Durham, North Carolina waar hij samenwerkte met Blind Boy Fuller. Hij maakte ook zijn eerste opnamen hier in Durham in de jaren 1935 en 1936.

In de jaren veertig ging de bluesscene achteruit in het Zuiden en emigreerde hij  naar New York, waar hij bekend geraakte als de “Harlem Street Singer”, de persoon die je moest gezien hebben wilde je kunnen zeggen dat je gitaar kon spelen.

Zijn grootste successen kende hij wanneer hij rond de zestig was met songs als “Candy Man” ,  “Cocaine blues”, en instrumentals als “Buck’s Dance”, en “I didn’t want to join the band”.

Zijn reputatie als leraar was enorm.  Een hele rits van folkies uit begin zestiger jaren was zijn leerling. De voornaamste zijn : Stefan Grossman,  Jorma Kaukonen, Dave Van Ronk, e.a. (o.m. de jonge Dylan)

Hij speelde op verschillende folkfestivals o.m. het legendarisch Folkfestival van Newport (1959, 1965, 1967 en 1968)

Hij werd Baptist Minister gewijd en verdeelde zijn laatste jaren tussen God en de Gitaar.

Hij stierf in op 5 mei 1972 aan een hartaanval.  Hij was op weg naar een optredenin Newtonville in New Jersey. Hij overlijdtenkele uren laterin het William Kessler Memorial Hospital in Hammonton, New Jersey. Hij werd 76 jaar.

Zoals iedereen die iet of wat gitaar kan spelen had ik de nummertjes van de reverend leren kennen via Stefan Grossman. 




 

Ik heb de Reverend gezien op het Bilzen festival van 1971, in moeilijke omstandigheden. Elton John was aangekondigd als de top of the bill maar liet het op het laatste momentje afweten. Net op dat moment beklom een bejaarde man het podium en zette zich zonder veel poeha achter de microfoon.

Wat volgde was genoeg om een wolkenkrabber te laten instorten. Een oorverdovende stilte gleed over de wei van Bilzen en de Reverend zong, een half uurtje maar, maar genoeg om een onwisbare indruk na te laten.

Civil War March



Candy Man



Maple Leaf Rag



Cincinnati Slow Drag




Washington Phillips - Mother's last words to her son (1927)



Washington Phillips (Texas, 11 januari 1880 - Teague, Texas, 20 september 1954) was een gospelzanger, die eind jaren '20 16 nummers op het Columbia-label heeft opgenomen.

In total nam hij achttien nummers op tussen 1927 en 1929. Phillips begeleidt zichzelf op de "celestaphone". Van het instrument wordt gezegd dat het door Phillips zelf aangepast is.

O.m. Ry Cooder coverde zijn nummers "Denomination Blues" en "Tattler".


Mother's last words to her son (1927)




zaterdag 4 mei 2013

Op de draaitafel : Miles Davis Quintet / 'Round about Midnight (1957)




Gisteren avond mateloos genoten van deze Miles klassieker.

'Round About Midnight' is een album van jazz-legende Miles Davis.

Het was zijn debuut op Columbia Records, en werd oorspronkelijk uitgebracht in maart 1957 (CL 949). Het album dankt zijn naam aan het Thelonious Monk nummer 'Round Midnight'.

Opnamesessies vonden plaats in de Columbia Studio D op 26 oktober 1955 en in de Columbia's 30th Street Studio op 5 juni en 10 september 1956.

Hoewel het album lauwtjes werd ontvangen bij zijn release wordt het sindsdien beschouwd als een van mijlpalen van de jazz en het hard bop genre.

Het is een intimistisch album, een keerpunt ook in de carrière van Miles. Het was het eerste album voor Columbia na de Prestige reeks, en tegelijk het laatste album van het fabuleuze quintet met John Coltrane. 


'Round About Midnight